Stap 2: Volg het debat
Wat is het verschil tussen een debat en een discussie? Met deze twee voorbeelden legt het Nederlands Debat Instituut het aan scholieren uit:
Dit geldt ook voor het debat in kranten en op websites. Als je wilt dat jouw opiniestuk een bijdrage wordt aan een langlopend debat, in plaats van aan een discussie die elk moment kan gaan liggen, moet je eerst en vooral goed leren overtuigen.
Daarvoor is het van belang het verschil te zien tussen feiten, meningen (opinies), standpunten en beweringen.
Het volgende lijstje maakt de verschillen hopelijk goed duidelijk.
Wil jij als opiniemaker debatteren en niet zomaar wat discussiëren? Dan moet je ook met een bewering komen, niet met alleen met een opinie. Je moet met standpunten komen, en die vervolgens onderbouwen.
Natuurlijk kun je als opiniemaker alleen met standpunten komen. Toch zullen lezers dan denken dat je er niet echt over hebt nagedacht. Dat stelt (toenmalig) opinieredacteur Maarten Huygen van NRC Handelsblad, in
een lijstje met tips.
Hij onderbouwt dat standpunt met een voorbeeld – veel betere manieren om dat te doen zijn er immers niet:
‘Je kunt nog zo vaak beweren dat het verzamelen van medische gegevens immoreel is, als je er geen voorbeeld bij geeft, maakt dat weinig indruk. Schrijf dan over die passant die medische gegevens meeleest en ze vertelt aan een kennis.’
Een uitgebreide vergelijking, een metafoor, is volgens Huygen ook goed:
‘Een welgekozen metafoor geeft een stuk vleugels.’
Zoek dus sfeerbeelden, vergelijkingen, statistieken en opsommingen om je opiniestukken mee te verrijken. Zo verrijk je ook het debat en blijft jouw bewering hangen. Je hoeft niet altijd precies te weten hoe het allemaal in elkaar zit, soms mag je best een deel van je voorbeeld verzinnen om je punt te maken.
Het gaat er in het maatschappelijk debat immers om dat jouw opinie overtuigend en relevant is.
De beste beweringen volgen deze lijn: standpunt – argument(en) – conclusie. Hierin onderbouwt het argument het standpunt, waarna het standpunt in de conclusie wordt herhaald. Dit is de deductieve argumentatiemethode.
De inductieve argumentatiemethode houdt de spanning er in, en volgt deze lijn: argument(en) – standpunt – conclusie. Als je zo redeneert, loop je een risico. Lezers zullen zich al snel afvragen waar je naartoe gaat met je argumenten.
Schrijf dus:
in plaats van:
Iets beweren en niet zomaar iets roepen is ook een van de regels die het Nederlands Debat Instituut hanteert bij debatwedstrijden. Zulke debatten hebben zelfs voorzitters, als ware het parlementen, en jury’s die oordelen wie de beste debaters zijn. Leuk om naar te kijken of naar te luisteren. Ze voldoen altijd aan deze regels ‘voor een zuiver debat’:
Toch moet je niet denken dat opinieredacteuren een soort juryleden zijn in zo’n debat. Of dat de chef opinie kijkt of opiniestukken voldoen aan deze regels. Veel lezers en auteurs die stukken inzenden naar redacties, denken dat het zo zit. Dat redacties aan alle voor- en tegenstanders evenveel aandacht willen schenken.
Maar in tegenstelling tot debatleiders trekken opinieredacteuren zich eigenlijk vooral van bovenstaand punt 6 iets aan.
Dat betekent dat voor- en tegenstanders op opiniepagina’s juist níet de hele tijd over hetzelfde onderwerp moeten debatteren, maar er telkens een ander aspect uit moeten lichten. Dat er juist géén evenwicht zit in het aantal voor- en tegenargumenten in de discussie.
En dat juist de ene auteur wordt afgekapt en de andere opnieuw aan het woord wordt gelaten.
Omdat voor opinieredacteuren vooral de journalistieke criteria uit de vorige stap gelden. En daarna pas de debatregels.
Binnen deze journalistieke debatomgeving win jij ook niet als jij je aan de afgesproken lengte houdt of het kleinste aantal drogredenen gebruikt. Op de opiniepagina’s is de winnaar degene die de meeste aandacht krijgt. Wanneer je aandacht wilt voor jouw zaak, moet je de randen van de debatregels opzoeken.
Neem jouw lezers vooral mee in jouw welgekozen metafoor, in jouw opiniestuk vol verzonnen voorbeelden, en luister naar voormalig Volkskrant-columniste Nausicaa Marbe:
‘Een goede opinie laat zich niet checken op feiten. Niet omdat ze zou ‘kloppen’, maar omdat ze tot een verbeeldingsniveau behoort waar de statistiekenfetisjist niet bij kan. Een debat raakt in ademnood als het niet meer mag verleiden, vervoeren, uitdagen, zoals zo veel in het leven.’
Vermijd consensus, schrijft ook de Vlaamse opiniemaker Steven Piessens:
‘Diplomatie is niet op zijn plaats in opiniestukken. Een discussie op gang brengen, dát is de bedoeling, niet een mooi verhaaltje vertellen voor het slapengaan. Dat betekent dat je als opiniemaker “uit je kot moet komen”. Soms zul je op zere tenen trappen of heilige huisjes slopen, maar het doel heiligt de middelen. Vergeet niet dat opiniestukken in kranten ook in die zin worden gelezen. Mensen die opiniestukken lezen, zijn op zoek naar een uitdagende opinie. Zorg er dus voor dat je weet welke opiniestukken over jouw onderwerp al aan bod zijn gekomen, want in herhaling vallen is als de lont uit je vurig opiniestuk halen.’ Bron: Steven Piessens, Hoe word ik opiniemaker (Lannoo, 2012)
Om je tegenstanders te kunnen uitdagen, moet je ze kennen. Ga naar lezingen en bezoek een van de vele debatcentra waar de debatregels gelden. Op die manier kun je hun zwaktes en sterke punten zien en je eigen mening vormen en aanscherpen.
Bovendien leer je nieuwe dingen. Je kunt ook naar de openingen van tentoonstellingen gaan om je mening te vormen en vragen te stellen aan interruptiemicrofoons.
Je kunt ook debatwedstrijden jureren. Dit alles zal je helpen bij het schrijven van je opiniestuk en je netwerk vergroten. Je ontmoet andere opiniemakers en wie weet ontmoet je die opinieredacteur wel aan wie je straks je opiniestuk wilt aanbieden.
Heb je deelgenomen aan een debat of was je ergens spreker? Vergeet dan niet dat jouw speech eenvoudig valt te bewerken tot een opiniestuk. Gooi je toespraak niet weg. En spreek al helemaal niet uit je hoofd.